Het is alweer even geleden dat Robert Prevost onze nieuwe paus werd. Op 8 mei mochten wij hem als eerst verwelkomen als paus Leo XIV. Het is gewoonlijk voor een paus om in het eerste jaar van zijn pontificaat een document te schrijven. Op 4 oktober (feestdag van Sint Franciscus) werd dan ook zijn eerste apostolische exhortatie ‘Dilexi Te’ ondertekend. Dit betekent vrij vertaald ‘Ik heb je liefgehad’, uit de Openbaring van Johannes 3:9. De exhortatie is door Paus Franciscus begonnen en wordt gezien als een vervolg op ‘Dilexit Nos’. De liefde van Jezus voor de mensheid staat centraal.
In dit artikel wordt een kleine samenvatting van het werk gegeven en de belangrijkste punten voor ons leken.
Het thema van dit werk is gelijk duidelijk: zorg voor de armen. Paus Leo stelt dat wanneer je de Heer wil liefhebben, dat je ook de armen lief moet hebben. De armen liefhebben en helpen is namelijk een manier om in contact te komen met Christus.
Allereerst moeten we ons ook realiseren dat er verschillende vormen van armoede bestaan. Het draait niet alleen om de armoede van economische middelen, maar men kan ook geestelijk arm zijn. Volgens Leo probeert de politiek armoede op te lossen, maar lukt het niet om bij alle vormen van armoede voldoende genoeg stil te staan. Daarnaast zie je dat de rijken steeds rijker worden. Omdat de algemene welvaart omhoog is gegaan denkt men dat de armoede minder is, maar er zijn andere vormen bij gekomen. Denk maar aan geestelijke armoede, maar ook slechte toegang tot elektriciteit en luxe goederen. Ook moeten we volgens de paus blijven onthouden dat arme mensen deze keuze tot armoede niet zelf maken, maar dat het ook een vervelend lot is voor sommigen.
In het tweede hoofdstuk van zijn exhortatie beschrijft Leo XIV de verhalen over ontmoetingen tussen God en armoede in de Bijbel. Gods liefde moet ervoor zorgen dat wij bevrijd worden van slavernij, angst, zonde en de dood.
In het Oude Testament wordt God gezien als bevrijder van de armen, denk maar aan het verhaal van Mozes. Hij bekommert zich om de onderdrukte Joodse bevolking en leidt ze daarna naar bevrijding.
In het Nieuwe Testament staat natuurlijk Jezus centraal, onze God die mens geworden is. God, zo rijk als Hij is, had de mogelijk om als elke mens ter wereld te komen, maar koos voor een arm bestaan. Zo werd Hij geboren in een stal. Toen Hij werd opgedragen in de tempel, brachten Jozef en Maria een paar duiven mee, wat in Leviticus wordt omschreven als een offer van de armen. Daarbij was Jezus een timmerman, Hij had geen eigen land, dus hij werd gezien als een minderwaardige burger.
Daarnaast lezen we in het Nieuwe Testament andere voorbeelden voor liefde voor de armen. Het bekendste voorbeeld daarvan is: “Heb God lief met heel je hart, en je naaste zoals jezelf”. Paus Leo haalt ook de woorden van Jacobus aan: “Broeders, wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou zeggen: ‘Geluk ermee! Houd u warm en eet maar goed,’ en hij zou niets doen om in hun stoffelijke nood te voorzien – wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood.” Niet alleen het geloof is belangrijk, maar ook ons gedrag moet christelijk zijn. En het zorgen voor de armen hoort daar ook bij.
In het derde hoofdstuk kijkt paus Leo naar wat de Kerk voor de armen heeft betekend, maar ook wat het nog steeds kan betekenen.
Hij haalt als eerste paus Franciscus aan die verlangde naar een arme Kerk voor de armen, wat we ook hebben kunnen zien in de kledij en verblijven van de vorige paus.
Daarna vertelt paus Leo over verschillende heiligen en wat zij voor de armen deden. Hij noemt martelaren als sint Stefanus en Laurentius, maar ook vroege kerkvaders als Ignatius van Antiochië, Polycarpus, Johannes Chrysostomus en Augustinus. Sint Laurentius moest namelijk de rijkdommen van de kerk aan de Romeinse keizer overhandigen, maar in plaats van dat te doen liet hij de keizer de armen zien en zei: “dit zijn de rijkdommen van de Kerk”. Polycarpus droeg zijn priesters op barmhartig en medelevend te zijn, om de ronddwalenden terug te brengen, de zieken te bezoeken, en niet de weduwes, wezen en armen te negeren. Augustinus stelt dat het belangrijk is om om te kijken naar de medemens en te zien of ze in nood zijn, maar dat het nog christelijker is liefdadig te zijn naar vreemden.
In de Christelijke traditie is het niet alleen belangrijk naar de armen om te kijken, maar ook de zieken te bezoeken en hun wonden te wassen, zoals sint Cyprianus dat deed. Tijdens een plaag in zijn Carthago riep hij de christenen op hun rechtvaardigheid te doorzoeken, om te zien of de gezonden de zieken durven te dienen.
Ook verteld paus Leo over verschillende monniken. Zowel die het monastieke leven in gingen om zelf te sober te leven, maar zo ook de armen te helpen, zoals Benedictus van Nursia. Maar ook de bedelmonniken uit de ordes van de Dominicanen, Franciscanen, Augustijnen en Karmelieten. Zij besloten in de omgeving van de stad een zuinig leven te leiden, maar ook de (geestelijk) arme bewoners te raken en te helpen.
Daarnaast wil de paus dat we stil staan en leren van de Kerk die onder het zorgen voor de armen ook het zorgen voor onderdrukte gevangenen verstaat. Juist omdat de menselijkheid van deze mensen niet vergeten moet worden. Ook is onderwijs verzorgen een belangrijke taak van de Kerk geweest. Niet alleen de rijken hebben recht op educatie, maar ook de armen.
Paus Leo schrijft ook over sint Frances Cabrini, de eerste heilige uit de Verenigde Staten en later de patrones van de migranten. Zij zorgde voor migranten die de Verenigde Staten binnenkwamen en stond ze bij op hun reis. Ook hierin herkennen we Gods werk, namelijk hoe Hij het volk Israël uit Egypte leidde.
Dat de paus spreekt over heiligen uit het verleden hoeft niet te betekenen dat men tegenwoordig niet meer liefdadig kan zijn. Nee, als we naar het recente verleden kijken herinneren we ons ook al het werk wat Moeder Theresa heeft verricht, maar de paus erkent ook hedendaagse lekenbewegingen die zich inzetten voor de armenzorg.
In hoofdstuk 4 kijkt paus Leo vooral naar wat recente pausen voor de armoede en ongelijkheid in onze samenleving deden. Ongeveer twee eeuwen geleden kwamen namelijk emancipatiebewegingen op voor arbeiders, vrouwen, jongeren en andersgekleurden, waar de Kerk op doorspeelde. Hij begint vanzelfsprekend bij zijn naamgenoot paus Leo XIII die zich als een van de eerste pausen bezighield met de sociale doctrine van de Kerk. Met zijn encycliek Rerum Novarum vraagt hij aandacht voor de slechte werkomstandigheden waar arbeiders in begeven.
Paus Johannes XXIII startte een nieuw concilie waarin hij vooropstelt dat de Kerk van iedereen is, en met name te armeren. Christus diende in dit Tweede Vaticaans Concilie niet alleen als een dogmatisch voorbeeld, maar ook als een sociaal voorbeeld. Paus Paulus VI en Paus Johannes Paulus II zetten deze trend door. Paus Benedictus XVI trekt het zelfs naar de politieke dimensie en spreekt instituties aan. Arme mensen komen niet alleen materiële goederen te kort, maar ook de sociale structuren waarmee zij hiertoe toegang hebben. Paus Franciscus staat natuurlijk ook bekend om zijn zorg voor de armen. In Dilexit Nos beschrijft hij het kwaad van het egoïsme en onverschilligheid, dit is het tegenovergestelde van het liefhebben van de naasten. Uit zijn encycliek Fratelli Tutti kunnen we opmaken dat hij graag wil dat wij zijn als de Goede Samaritaan. Een voorbeeld om altijd klaar te staan een vreemde in nood te helpen.
Mochten de verhalen die paus Leo in de vorige hoofdstukken opgeschreven heeft niet genoeg zijn, dan stuurt hij ons aan het einde van zijn exhortatie nog weg met enkele overdenkingen.
Het is volgens hem niet alleen goed om de armen bij te staan, maar ook het kwaad tegen te gaan. Zo ook het kwaad in ons. We leven in een maatschappij waar iedereen bezig lijkt te zijn met succes en zelfredzaamheid. Het helpen van anderen lijkt in deze mindset en deze samenleving dus geen plek te kennen. Zorg dus dat je om blijft kijken naar je naasten.
Daarnaast moeten we onthouden dat er vaak over armen wordt gepraat alsof het objecten zijn, maar het zijn subjecten die ook over zichzelf mee moeten kunnen beslissen, we kunnen veel van deze mensen leren.
De paus stelt ook dat we armoede niet moeten wegschuiven als een maatschappelijk probleem. Ze zijn een deel van onze “familie”. Het moet niet alleen vanuit je geloof en de Kerk komen, maar vanuit jezelf. Maak zorg voor de armen en de naasten een deel van je karakter zoals dat bij Christus ook was.
Als laatste drukt de paus ons op het hart hoe belangrijk het geven van aalmoezen is. Dit kan in verschillende vormen komen. Natuurlijk het geven van giften, het zorgen voor, bidden voor, maar hij noemt ook het helpen van mensen aan een baan. Een baan maakt iemand namelijk meer mens. Het geeft die persoon zijn verantwoordelijkheden en vrijheden weer terug. Hij haalt daarbij ook de woorden van Johannes Chrysostomus aan: “Aalmoezen geven geeft vleugels aan je gebed. Als je je gebed geen vleugels geeft, kan het ook niet vliegen.”
Paus Leo XIV sluit af met de mooie woorden: “Through your work, your efforts to change unjust social structures of your simple, heartfelt gesture of closeness and support, the poor will come to realize that Jesus’ words are addressed personally to each of them: I have loved you.”
Of vertaald: “Door uw werk, uw inspanningen om onrechtvaardige sociale structuren te veranderen door uw eenvoudige, oprechte gebaar van nabijheid en steun, zullen de armen gaan beseffen dat de woorden van Jezus persoonlijk tot ieder van hen gericht zijn: Ik heb van u gehouden.”

Door:
Lisa Hoefnagel-Schmeinck






