Het socialisme presenteert zich vaak als een oplossing voor sociale ongelijkheid: een systeem dat streeft naar rechtvaardigheid, solidariteit en herverdeling van welvaart. Maar achter deze aantrekkelijke façade gaat een visie schuil die fundamenteel in strijd is met de katholieke moraal en de waardigheid van de menselijke persoon.
Een van de grootste bezwaren tegen het socialisme is dat het steevast leidt tot een onderdrukking van religie en familie. In de praktijk blijkt steeds opnieuw dat socialistische regimes de religieuze vrijheid beknotten, kerken sluiten en gezinnen ondermijnen. Dat is geen toeval: het socialisme is geworteld in materialistische en atheïstische ideologieën. In plaats van God als het hoogste gezag te erkennen, stelt het systeem de staat centraal. De mens wordt gereduceerd tot een radertje in het geheel, in dienst van het collectief, zonder ruimte voor persoonlijke vrijheid of transcendente waarden.
Daarbij verwerpt het socialisme het katholieke principe van subsidiariteit: het idee dat beslissingen genomen moeten worden op het laagst mogelijke niveau. Het socialisme vertrouwt juist op centrale planning en staatscontrole. Dit leidt onvermijdelijk tot bureaucratische verstikking en de verwaarlozing van lokale gemeenschappen, waaronder de meest fundamentele eenheid: het gezin. In naam van gelijkheid wordt de autonomie van ouders ondermijnd en de opvoeding van kinderen uitbesteed aan de staat, met alle risico’s van ideologische indoctrinatie van dien.
Bovendien is het socialisme, in al zijn vormen, onverenigbaar met het recht op privébezit. Terwijl de katholieke sociale leer erkent dat eigendom altijd gericht moet zijn op het algemeen welzijn, is het bezit van persoonlijke goederen een recht dat diep verankerd is in de menselijke waardigheid. Het socialisme ondermijnt dit recht, door het individu ondergeschikt te maken aan de staat en daarmee zijn vrijheid en verantwoordelijkheid te ontkennen.
Hoewel de katholieke traditie kritisch is op de excessen van het kapitalisme (denk aan uitbuiting, materialisme en onrechtvaardige ongelijkheid) wordt kapitalisme als zodanig niet veroordeeld. De misstanden kunnen worden gecorrigeerd. Het socialisme daarentegen is structureel onjuist, omdat het een wereldbeeld hanteert dat haaks staat op de christelijke visie op de mens.
Een rechtvaardige samenleving vereist meer dan herverdeling: ze vraagt om eerbied voor de menselijke persoon, voor het gezin, voor God. Daarom is het socialisme niet alleen economisch problematisch, maar ook moreel onhoudbaar.

Door:
Juan Diego Escartín